1944. Brigade naar Zeeland

9 november 1944. Brigadecommandant De Ruyter van Steveninck, juist bevorderd tot kolonel, ontvangt orders voor de nieuwe taak van zijn Irene Brigade. Het wordt een bewakingstaak in Zeeland, onder bevel van de commandant van de 52ste Lowland Division.

14 november 1944, 11 uur in de morgen. Vanuit Wuustwezel in België (26 km zuidwestelijk van Breda) vertrekt de Verkenningsafdeling (de "Recce") naar de nieuwe bestemming: Noord-Beveland.

Daar aangekomen ontmoet Recce-commandant kapitein Immink een oude bekende, namelijk luitenant-kolonel J.B.A. Hankey. Voor de tweede keer zal de Nederlandse afdeling onder bevel komen van deze overste, commandant van de 52ste Verkenningsafdeling van de 52ste Lowland. Eerder was dat al gebeurd tijdens acties in het land van Maas en Waal in september-oktober.

De Verkenningsafdeling van de Brigade wordt ingekwartierd in Colijnsplaat. De bevolking is gevraagd om de Nederlandse militairen in te kwartieren. De soldaten zijn royaal met wit brood, scheepsbeschuit, blikjes vlees en boter.
Het dorp heeft nogal wat van de oorlog te lijden gehad. Vanuit het nog bezette Schouwen wordt Colijnsplaat regelmatig door de Duitse artillerie onder vuur genomen. Vooral veel ruiten moeten het daarbij ontgelden.
Eerste luitenant Ian Jacob Havelaar is commandant van één van de twee Carriertroops van de Verkenningsafdeling. De zeven carriers (licht gepantserde rupsvoertuigen) van zijn troop staan geparkeerd in de Voorstraat voor de Nederlands Hervormde Kerk te Colijnsplaat.

Lt. Havelaar sneuvelt 25 november 1944. In de vroege morgen worden de officieren en mannen van de Recce, die liggen te slapen in de hotels Zeelandia en de Patrijs, gewekt door de heren M. Neerhout en M. Fortuin. De eerste is een evacué uit Zierikzee, ondergebracht op de hoeve van Corrie de Regt. Hij vertelt dat een groep Duitsers, zwaar bepakt en gezakt, zo'n 30 man, vanuit Schouwen met een bootje zijn geland. De groep heeft bij de hoeve van de Regt een wagen meegenomen en is op weg naar het dorp
Fortuin bevestigt het verhaal. Hij is boerenknecht in dienst van de Regt. Hij was op weg naar de hoeve toen hij de Duitsers zag naderen. Onmiddellijk is hij gekeerd en over het land bereikte hij het dorp. Daar kwam hij Neerhout tegen, ook op weg om de Irene Brigade te waarschuwen.
Het kost de beide mannen moeite om kapitein Immink van de Brigade te overtuigen. Tenslotte besluit hij het zekere voor het onzekere te nemen en hij geeft luitenant Havelaar bevel naar de hoeve van de Regt te gaan. Neerhout moet mee, om de weg te wijzen.
Bij de afwateringssluis in Colijnsplaat komen ze de Duitsers tegen. Er worden lichtkogels afgevuurd.
De Duitse groep trekt zich terug. Het is inmiddels laag water geworden en daardoor onmogelijk om snel met hun boot van het eiland te komen. In de buurt van de hoeve aan de West-Zeedijk graven ze zich in.
De troop van Havelaar nadert hen zo dicht mogelijk. De mannen verlaten de carriers en kruipen naar de dijk. De luitenant richt zich boven op de dijk op, om met zijn verrekijker, de situatie te observeren. Onmiddellijk valt hij terug, getroffen in het hoofd, door wat een toevalstreffer moet zijn geweest.
De strijd brandt daarop los. Er wordt steun gevraagd en gekregen van een Engelse artilleriebatterij, opgesteld bij de molen bij Kortgene. De bewoners van de hoeve van de Regt hebben dan al te horen gekregen dat ze zo snel mogelijk in de kelder moeten. Het eerste schot van de Engelse artillerie valt boven op de kruin van de dijk. Na enkele schoten, staan de Duitsers op, hun handen in de lucht. Twee van de groep van 25 zijn gewond, hun commandant is gedood.
Ook Havelaar is overleden, eerste hulp heeft niet mogen baten. Zijn lichaam wordt op een boerenwagen gelegd, op wat stro, een zeil erover. Zo trekt de stoet het dorp in. Voorop de gevangen genomen Duitsers, daarachter de boerenkar.

De bevolking van Colijnsplaat trekt zich het lot van de ongelukkige luitenant aan. Er wordt geprobeerd geld in te zamelen voor een kist. Hiervoor krijgt men geen toestemming: een soldaat moet zo worden begraven in zijn deken. Dit gebeurt de volgende zondag op de Algemene Begraafplaats.
Bij de verhoren van de Duitsers wordt pas duidelijk hoe groot de ramp had kunnen zijn als hun opzet zou zijn geslaagd. Grote hoeveelheden springstof worden aangetroffen bij hun uitrusting. De bedoeling was om de afwateringssluis op te blazen en hiermee grote delen van het eiland onder water te zetten. Verder zou de mannelijke bevolking moeten worden samengedreven in de Ned. Hervormde Kerk om daarna die kerk op te blazen.

De Verkenningsafdeling verlaat Colijnsplaat op 31 december en vertrekt naar Kats. Luitenant Havelaar blijft achter, op de Algemene Begraafplaats te Colijnsplaat. Pas na de capitulatie van de Duitse troepen op 5 mei 1945, bereikt het droeve nieuws zijn echtgenote en familie. Enige maanden later wordt zijn stoffelijk overschot overgebracht naar het familiegraf in Hillegersberg, Rotterdam.

Afbeeldingen