Christelijke school te Kortgene komt niet van de grond

In 1907 stichtten de bevindelijk gereformeerden, geleid door ds. G.H. Kersten, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord-Amerika. Daarmee zetten zij onder leiding van deze predikant de toon voor de emancipatie van deze bevolkingsgroep.

Dat zou zich ook uiten in de stichting van verenigingen tot het verstrekken van lager onderwijs op
gereformeerde grondslag. Die grondslag was er al, maar van de gewone gereformeerden moesten de bevindelijken niet zoveel meer hebben, toen hun voorman Kuiper blijk gaf van katholieke trekjes in de gereformeerde leer.

Toch hebben lang nadat Kuiper was gestorven gereformeerde kinderen in dezelfde schoolbank gezeten als de gereformeerde gemeentekinderen. In Krabbendijke ging dat goed tot 1925 en de kerkenraad van de Gereformeerde Gemeente moest door ds. Kersten zelf worden overgehaald om in te stemmen met de schoolstichting. Het onderwijs aan de school met de Bijbel, geleid door een gewoon gereformeerd schoolhoofd was goed genoeg voor alle kinderen. In Goes kwam het pas na de Tweede Wereldoorlog tot een aparte school voor de bevindelijken.
In Kortgene was in 1915 een Gereformeerde Gemeente geïnstitueerd, een opmerkelijke gebeurtenis in de vrijzinnige smalstad op Noord-Beveland. Vanuit deze kerkelijke gemeente was een vereniging tot het verstrekken van lager onderwijs op Gereformeerde grondslag opgericht, die in 1932 een verzoek indiende bij de burgerlijke gemeente om medewerking bij de stichting van een christelijke school. In Kortgene was alleen een openbare lagere school.
De Lager-onderwijswet 1920 schreef voor, dat een dergelijk verzoek door de burgerlijke gemeente gehonoreerd moest worden, wanneer de op te richten school door minimaal veertig kinderen zou worden bezocht. Het schoolbestuur voldeed aan deze wettelijke eis, want er waren 44 kinderen. Daarvan woonden er 10 in Kats en 3 in Geersdijk, zodat er maar 31 daadwerkelijk in Kortgene woonden. Kats was in die tijd anderhalf uur gaans van Kortgene en in Geersdijk was al een christelijke lagere school van de gewone gereformeerden.
Raadslid Salomé vond dat de Katse kinderen veel beter naar de christelijke school in Colijnsplaat konden gaan, want die was een stuk dichterbij. Bovendien was naar zijn overtuiging de openbare school de Christelijke school bij uitnemendheid omdat die voor alle kinderen, onafhankelijk hunne godsdienstige gezindheid toegankelijk was. De volgelingen van de heer Boot ( het SGP-raadslid van Kortgene) deden er beter aan om te zien naar wat bond dan steeds te zoeken naar wat verdeeldheid teweegbracht.

Zuivere leer

Boot verdedigde de handelwijze van het bestuur van de schoolvereniging. Dat deed niets verkeerd. Het maakte gebruik van de mogelijkheden die de wet voorschreef. Op de ouders was geen ongepaste druk uitgeoefend om de lijst te tekenen. Het ging om de zuivere leer, verwoord in de Bijbel, die hem en zijn geestverwanten dwongen tot de stichting van een school van eigen signatuur. Hij verhaalde hoe op een gewone christelijke school was omgegaan met de uitleg van het Bijbelverhaal over Bileam en de ezel. Nu was dat wel niet in Geersdijk gebeurd, maar elders, wat het raadslid Dees ertoe bracht om de schouders op te halen over een dergelijk zwakke verdediging van een standpunt. De burgemeester maakte een eind aan de ‘theologische schermutselingen’ en bracht het voorstel in stemming. Vier leden stemden tegen de schoolstichting, één was er voor en een ander onthield zich van stemming.
De raad achtte het verzoek niet in strijd met de letter van de wet, maar wel met de bedoeling en de geest ervan.
Het schoolbestuur ging in beroep bij het college van Gedeputeerde Staten, maar kreeg daar ook nul op het rekest. Het gemeentebestuur kreeg de opdracht de lijst van ondertekenaars nog eens kritisch tegen het licht te houden, waarbij bleek dat een drietal wel getekend had, maar dat de argumenten om hen over de streep te trekken op zijn minst dubieus waren te noemen.
Eén ervan was overgehaald met de mededeling, dat er geen nieuwe school zou komen, maar dat de openbare zou worden opgeheven. Een ander wilde zijn handtekening herroepen, maar kreeg te horen dat de lijst al was ingestuurd en de derde had getekend onder mededeling, dat het bestuur absoluut geen pogingen in het werk mocht stellen om ouders van kinderen, die de christelijke school te Geersdijk bezochten, over te halen hun kinderen voortaan naar Kortgene te sturen.

Ongegrond

Gedeputeerde Staten verklaarden het beroep ongegrond, waarop het schoolbestuur appelleerde bij de Kroon. In Den Haag kwam men in augustus 1933 tot de conclusie dat de school wel door veertig kinderen zou kunnen worden bezocht. Gemeente en provincie werden in het ongelijk gesteld. Maar de school kwam er niet. Op verzoeken van de gemeente aan het bestuur om tot definitieve schoolstichting over te gaan, kwam geen antwoord. Naar de redenen daarvan kunnen we slechts gissen.