Het trieste verhaal van meester Schoe te Wissenkerke

Het was de Engelse arts Jenner die in 1796 de mogelijkheid van koepokinenting ontdekte voor bestrijding van de kinderpokken. Dat was een ziekte waaraan in die tijd veel kinderen stierven".

Niet iedereen was ervan overtuigd de vaccinatie tegen veel voorkomende ziekten, die vaak een epidemisch karakter hadden, een zegen voor de mensheid was. Sinds het eerste decennium van de negentiende eeuw kruisten voor- en tegenstanders de degens.
Een verklaard tegenstander om godsdienstige redenen was in de negentiende eeuw de arts Capadose, geen onbekende in reformatorische kring. Tot vandaag toe zijn er tegenstanders van inenting. Zij beschouwen dat als een inbreuk op de wil van God.
Toch legden gemeentebesturen ouders al vroeg de plicht tot vaccinatie van hun kinderen op. In Goes bepaalde de gemeenteraad in 1823 dat kinderen alleen tot de openbare lagere school konden worden toegelaten wanneer ze het zogenaamde pokkenbriefje konden overleggen.

Toen in 1851 de Christelijk Afgescheidenen in Goes een eigen school oprichtten, wilde het gemeentebestuur geen medewerking verlenen, onder meer op grond van weigering tot inenting door de oprichters. Het schoolbestuur ging tenslotte overstag en zo kon in 1854 de eerste christelijke lagere school van Zeeland geopend worden met kinderen die een pokkenbriefje hadden. De bekende predikant Budding, die een eigen gemeente in Goes had, vond dat maar niks en begon met de school Nathanaël, die in 1860 werd opgericht en in korte tijd tot grote bloei kwam.
In 1868 werd de school gesloten. In Goes was een pokkenepidemie uitgebroken en de meeste lijders aan de ziekte waren afkomstig uit de kring van Budding, want zij waren niet ingeënt. Het gemeentebestuur, dat zich sinds 1857 kon beroepen op de onderwijswet, was onverbiddelijk. De school ging dicht en bleef dicht.

In rep en roer

Ook in Wissenkerke gold vaccinatiedwang, maar dat nam de onderwijzer van de lagere school, Abraham Schoe, in 1841 wat al te letterlijk op. Op 22 april van dat jaar verzocht hij de 'medicinedocter' H. J. Keijl op school te komen om alle daar aanwezige kinderen te vaccineren. De dokter kwam en deed wat de meester vroeg.
Wissenkerke was in rep en roer. Dorpstimmerman Cornelis Semeijn was woedend. Zijn twee kinderen waren vroeger al gevaccineerd. Johan Laven, een jochie van zes jaar was schreiend uit school gekomen. Adriaan van Damme, ook al vroeger ingeënt, was zeer onrustig geweest, ja zelfs even bewusteloos. Maria Boot was geheel door schrik bevangen. Meer dan dertig kinderen hadden de vaccinatie ondergaan, anderen waren uit het schoolgebouw gevlucht. Geen enkel ouderpaar had toestemming gegeven tot de vaccinatie.

Meester Schoe, die geen duidelijke verklaring kon geven voor zijn handelwijze, nam ontslag als onderwijzer en dat betekende ook meteen ontslag als koster, voorlezer en voorzanger in de kerk. Het gemeentebestuur reageerde wel heel erg snel op Schoe's verzoek. Hij kreeg ontslag en vrijwel onmiddellijk werd een opvolger benoemd, Adriaan van de Weel uit Colijnsplaat. Deze kreeg de boodschap mee dat hij de zoon van Schoe, die bij zijn vader als hulponderwijzer werkte, niet mocht aanstellen. Mocht een hulp onderwijzer echt nodig zijn, dan moest hij contact opnemen met de schoolopziener.
De snelheid van de vroede vaderen had een reden. Schoe leefde namelijk in onmin met zijn vrouwen en kinderen. Huiselijke twisten waren aan de orde van de dag, mede een gevolg van drankmisbruik door de onderwijzer, en dat leidde op school tot wantoestanden. Het 'ongelukkig humeur' van Schoe gepaard aan 'kwaadaardigheid' ging te vaak over in 'razernij', aldus de burgemeester. Van die huiselijke twisten waren getuigen genoeg. Toen Schoe er lucht van kreeg dat het gemeentebestuur een opvolger wilde benoemen, trok hij zijn aanvraag om ontslag gauw in, maar daar hadden de vroede vaderen geen boodschap aan. Hij beriep zich tevergeefs op de Commissaris des Konings.

Een jaar later, probeerde hij het nog eens bij de burgemeester van Wissenkerke. Hij betoogde, dat hij ten gevolge van een 'onberaden en verdrietig oogenblik' afstand had gedaan van zijn post als onderwijzer na ruim drieëntwintig jaar trouwe dienst. Inkomsten had hij niet meer. Hij nam 'eerbiediglijk de vrijheid andermaal te verzoeken om alhier in alle zijne vroegere betrekkingen hersteld te worden'. Zijn talrijk huisgezin zou dan niet verder ten onder gaan..Waarom mocht hij niet eens een keer aan de burgemeester komen uitleggen wat er nu precies gebeurd was. Hij was van de beste bedoelingen bezield geweest. De gezondheid van de kinderen en de Wissenkerkse gemeentenaren had bij hem voorop gestaan.
Het gemeentebestuur nam niet eens de moeite de brief te behandelen. Schoe's rol in het onderwijs in Wissenkerke was uitgespeeld. Met zijn eigenzinnig optreden had hij zijn superieuren de stok in handen gegeven om de hond te slaan.