Verhalen over de Watersnood

Algemeen

Zeeland en Noord-Beveland hebben heel wat hoogte- en dieptepunten meegemaakt in de strijd tegen het water.

De ramp van 1953 op Noord-Beveland ligt nog het verste in het geheugen van de eilandbewoners. Colijnsplaat kreeg zijn "wonder", namelijk een schip wat voor de vloedplanken kwam te liggen waar de mannen die daar stonden tegen aan duwden, en bleef daardoor gespaard.

In Kortgene en Kats vielen de klappen. Het gevolg was vele doden, veel materiële schade en veel menselijk leed. Diverse verhalen zijn bewaard gebleven en deze delen wij graag met u.

Documentaire over De Ramp in 1953

Documentaire over De Ramp in 1953 met Kees en Janny van Damme als verhalenvertellers.

Stories from the Shore | part 1 | The Netherlands

Lesbrief

Speurtocht naar de Ramp is een lesbrief, over de Watersnoodramp 1953 op Zuid- en Noord-Beveland. Gemaakt voor het basisonderwijs maar ook geschikt voor volwassen.

© Gemeentearchief Goes/Gemeentearchief Noord-Beveland.

Alle rechten voorbehouden.

Soldaat Piet Lampert tijdens de Ramp in Colijnsplaat

GEHEUGEN OPFRISSEN

Biggekerkenaar was week op Noord-Beveland

Soldaat tijdens de Ramp: zoekt oud-collega's

door Selma Oman

Jarenlang waren de gebeurtenissen rond de ramp van 1953 voor Piet Lampert (78) uit Biggekerke niet meer dan een slapende herinnering. Maar met het klimmen der jaren, groeit het verlangen om zijn geheugen aan te vullen. Hij zou graag in contact komen met andere soldaten uit het groepje waarmee hij de eerste dagen na. de ramp hulp ging verlenen op Noord-Beveland.

"Althans dat dachten we, dat we hulp gingen verlenen", blikt Lampert terug. Hij weet nog hoe de militairen in de Generaal Majoor Berghuiskazerne in Middelburg twee katoenen dekentjes de man kregen en wat stenguns met munitie. "Ik dacht: Wat moeten we daar nou mee, we gaan toch mensen redden?"
Eigenlijk is het puur toeval dat de 21-jarige soldaat tijdens de rampnacht op verlof is. Hij is nog maar pas gelegerd in Roermond, maar krijgt toestemming om naar een feestje bij zijn verloofde op Koudekerke te gaan. Die zaterdagavond slaapt hij niet thuis. "Op de terugweg was het zulk bar weer dat mijn schoonmoeder mij niet alleen naar huis wilde laten lopen.
We liepen met zijn vieren of vijven aan de arm, zo hard stormde het", herinnert hij zich 57 jaar later nog.  's Ochtends vroeg klinkt op de radio het bevel dat alle militairen zich bij de dichtstbijzijnde kazerne moet melden. Urenlang schept Lampert zandzakken bij Rammekens. Na een paar uur slaap wordt hij ingedeeld in een groepje dat naar Noord-Beveland gaat.

Wat de mannen daar zien, maakt diepe indruk. Lampert pakt een foto van de Torendijk in Kortgene die net na de overstroming is gemaakt. "Toen wij daar aan land kwamen, knipperden we met onze ogen. En het werd stil. Ik zag nog een paar ligusters in de grond staan en een damhekje, verder was alles weggespoeld. Dat beeld vergeet ik van mijn leven niet."
Die hele tweede februaridag lopen ze onder leiding van een sergeant-majoor kriskras over Noord-Beveland. "Het was al donker toen we in Colijnsplaat aan kwamen. In de lagere school in de. Voorstraat liggen zes pakjes stro klaar. "Dat hebben we uitgestrooid en toen zijn we gaan slapen." Lampen kruipt samen met Jos Geschiere onder drie dekens. Voor wat extra warmte gooien ze hun jassen daar overheen.
De groep zal zo'n achttien tot twintig man groot zijn geweest, schat Lampert. Namen kent hij niet: het peloton bestaat immers uit allerlei gestrande militairen. Zijn 'slapie' Geschiere leeft niet meer, Verder weet hij nog dat hij met iemand van Domburg patrouilles liep en dat er een 'indo-man' bij was uit Middelburg. "Die was erg stil. Aan zijn embleem kon je zien dat hij in Korea was geweest."

De week op Noord-Beveland, maakt diepe indruk. "Ons werk was patrouille lopen van Colijn, naar Kats en terug. Onderweg moesten we kijken water aangespoeld was, Ik heb zelf gelukkig nooit mensen naar boven moeten trekken. Mijn collega's wel. Zij vonden een meisje van een jaar of vijf in nachtjapon” De militairen zien er ook op toe dat plunderaars geen kans krijgen, "Als ze zouden weglopen, moesten, we schieten", weet Lampert nog. "Maar ik was niet van plan om iemand daar de dood in te jagen."

Colijnsplaat is als door een wonder gespaard gebleven. De legende heeft Lampert altijd gefascineerd. Als dorpsbewoners het in de rampnacht bijna niet meer redden om met hun lichaamskracht de vloedplanken tegen te houden, werpen de golven recht voor de coupure een schip op de kade,
Zelf wordt de boerenzoon in februari '53 vooral getroffen door de aanblik van verdronken paarden, koeien, geiten, schapen en varkens.
Veel contact met de plaatselijke bevolking is er niet. Voor de hongerige soldaten worden pakketten met voedsel gedropt. Het vliegtuig vliegt zo laag over het voetbalveld dat Lampert het tijdens het vlaggen op een lopen zet. "Toen ik die korven op mijn hoofd af zag komen, dacht ik: 'Ik ben weg'."

Jaren heeft hij niet meer aan de nadagen van de watersnood gedacht. Maar sinds de vijftigjarige herdenking in 2003 gaan zijn gedachten steeds vaker terug. Hij bespeurt gaten in zijn verhaal. Daarom wil hij een reünie organiseren met de dienstplichtigen die samen met hem in Colijnsplaat waren. "Ik wil weten hoe die mannen die tijd hebben beleefd en hoe zij hun ervaringen verwerken."

* Wie zich wil aanmelden voor de reünie kan contact opnemen met 0118-551982 of mailen naar lampertsr@zeelandnet.nl*

[Bron: PZC (Bevelanden-Tholen) dinsdag 2 februari 2010, pag. 20-21]

Militaire Piet Lampert

Het verhaal achter de onbekende foto (Colijnsplaat)

Watersnoodramp 1953, dropping Colijnsplaat

door Willem Passenier, Rotterdam.

Het verhaal achter de onbekende foto

Mijn naam is Willem Passenier uit Rotterdam. Tijdens een bezoek met mijn echtgenote aan het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk, oktober 2007, zag ik in de map Colijnsplaat een foto van een dropping in 1953 aldaar.
Het bleek een onbekende foto te zijn waar verder ook niets over bekend was. Deze foto kwam mij zeer bekend voor omdat ik daar bij was geweest.
Na enig aarzelen heb ik het hierna volgende verhaal achter die onbekende foto op papier gezet.

Inleiding

Sinds 5 april 1951 was ik dienstplichtig militair en kreeg mijn opleiding aan de S.R.O.LuA (School Reserve Officieren Luchtdoelartillerie) in Ede. Kwam bij de Stafbatterij van het Regiment Zware Luchtdoelartillerie "Ypenburg" in de Koudenhorn kazerne te Haarlem, in de rang van kornet der artillerie.
Een "kornet" bij de bereden wapens, is gelijk in rang met "vaandrig" bij de dienstvakken; dit zijn de jongste officiersrangen bij de Landmacht.

Het verhaal

In het weekeinde van zondag 1 februari 1953 was ik op verlof bij mijn Zeeuwse ouders op de Noordweg 251 (nu nr. 417) in Sint Laurens, Walcheren.
Die zondagmorgen,1 februari 1953, werd ik wakker van de schrille stem van overbuurvrouw "buure Bommeljé”, die altijd gekleed was in de Walcherse klederdracht.
Ik verstond zoiets als "radio" en "alle militairen moeten naar de dichtstbijzijnde kazerne". Mijn eerste gedachte was: "O jé, het is oorlog en mijn pistool ligt in de kazerne in Haarlem”. Niet zo'n vreemde reactie, want het was een periode van grote paraatheid tijdens de Koude Oorlog. Maar al snel werd duidelijk dat we die nacht niet waren overvallen door Russen, maar door het water. Overigens was er, vanuit mijn kamerraam, nergens water te zien.
Inderdaad, het had gestormd die nacht. Maar mijn kamer was aan de voorkant van het huis, op het Oosten. Daardoor was het extreme geweld van de Noordwesterstorm zeker niet zo opgevallen? Bovendien ben ik altijd een vaste slaper geweest.

Terug naar mijn onderdeel was niet mogelijk want de Sloedam was onbruikbaar geworden, de enige weg terug naar Holland. Vele militairen konden niet terug naar hun onderdeel. Zij moesten zich, overeenkomstig het bevel in speciale radio uitzendingen, melden bij de dichtstbijzijnde kazerne. Dat was voor mij Middelburg.

Ik fietste van mijn ouderlijk huis naar de Generaal Berghuis kazerne in Middelburg - inmiddels uit gebruik genomen -, waar ik in de messroom met andere officieren wachtte op orders. Die kregen wij van de bevelvoerend officier, de majoor Potteboom van het dienstvak Militaire Administratie, tevens commandant van de C.O.A.K (Centrale Opleiding Administratief Kader).

's-Middags vroeg hij vrijwilligers, om de verzwakte dijk bij Ritthem te gaan versterken. Ik verzamelde een peloton van zo'n 30 man.
Tijdens het appèl gaf ik opdracht dat ieder een schop zou mee nemen. Het was een vervelend moment toen de oudere adjudant-onderofficier de Bruin van de C.O.A.K., weigerde omdat hij dat kennelijk beneden zijn rang achtte.

Normaliter zou dat wel zo zijn, maar het was inmiddels wel duidelijk geworden dat we in een enorme ramp zaten en ik vond daarom dat iedereen, zonder onderscheid van rang, moest werken.
Ik aarzelde. Herhalen als dienstbevel? Dan was deze beroepsmilitair, bij opnieuw weigeren, in het cachot beland. Ik liet het maar zo, niet wetende dat we nog 10 dagen onvrijwillig in elkaars gezelschap zouden blijven, doch gelukkig zonder verdere incidenten.

Rhittem

Met onze schoppen en een grote hoeveelheid lege zakken gingen we in een legertruck naar de Westerscheldedijk bij het Fort Rammekens bij Rhittem.
Het was bitter koud aan het grote water en we werkten hard, al was het alleen maar om warm te blijven. Zakken vullen, zak op de rug, lopen en dan dumpen in een van de vele diepe gaten in de dijk.
We zijn doorgegaan tot diep in de nacht, op de pikdonkere dijk waar het schrale licht van een stationair draaiend motorfietsje ons koude werk moest bijlichten.
Maar in dat weinige licht, stak een schop dikwijls in de hand die een zak openhield en dan rolden de "godvers..." over de dijk.
In de vroege donkere ochtend kwam de legertruck ons weer halen.
Na een paar uur slapen, daarna wassen en ontbijt in de kazerne, gingen we met de legertruck, schoppen en een nieuwe hoeveelheid lege zakken naar Arnemuiden.

Arnemuiden

Wij kozen de oostelijke rand van het dorp Arnemuiden bij een café en de spoorlijn, vermoedelijk het begin van de Sloedam. Destijds slechts een smalle dam met naast elkaar een fietspad, verkeersweg en de spoorlijn.
Het water stroomde iets verderop snel en krachtig van zuid naar noord, haaks over de verbogen spoorlijn en dat veroorzaakte een brede waterval die zover het oog reikte, oostelijk Walcheren inundeerde.
Het haastige water maakte een lispelend en boeiend geluid, alsof het plezier had en ons een geheimpje wilde vertellen. Om nooit te vergeten!
Wij stonden ademloos te kijken naar dit imposante natuurgeweld.
De grond onder ons trilde ... Hier was het oppassen!

Het geweld typeerde eigenlijk al direct het nutteloze van enige actie want met mankracht en schop was hier weinig of niets tegen te doen.
Er stond een lege platte spoorwagon. Was hier het station?
We stapelden door ons gevulde zakken op de wagon die dan telkens over het spoor werd geduwd tot zo dicht mogelijk bij het gevaarlijke water. Zo bouwden we daar op de iele rand een preventieve halfronde lage dam, dwars over de spoorlijn.
Aan de cafébaas vroegen wij een cognacje tegen de snijdende kou, maar het antwoord was een absoluut "nee". Het werd er niet beter op.…
Al enige tijd stonden 3 oudere mannen in klederdracht, met de handen diep in de zakken, te kijken hoe wij zwoegden met die zware spoorwagon. Nu denk ik: "zagen zij hoe nutteloos ons werk was?".
Voor ons werd het zwijgende drietal hoogst irritant en ik zag op afstand dat de sergeant in het peloton, een harde en gedecoreerde veteraan, net terug van het Nederlandse V.N. Detachement in de Koreaanse oorlog 1951/53, naar ze toeliep.
Hij zal wel zoiets hebben gezegd als "haal g.v.d. je klauwen uit je zak en doe wat, want we zijn hier voor jullie!" Dat ging fout, want ik zag hoe de sergeant plotseling uithaalde en een kerel hard op zijn wang sloeg met de platte kant van zijn schop. Daarna dropen ze af.

Het voorval heeft ons er niet van weerhouden de dam af te bouwen.
Misschien werd voorkomen dat water zijdelings het dorp in zou lopen?
Wellicht is dit verslag over onze activiteiten op Walcheren niet compleet omdat het mij onbekend is of er daar ook andere georganiseerde inzet van militairen is geweest ,al dan niet vanuit Middelburg?
De volgende dag meldde ik mij weer als vrijwilliger, ditmaal voor Noord-Beveland.

Colijnsplaat

Het was inmiddels dinsdag, de derde dag na de stormnacht.
Een kapitein van de C.O.A.K. vertrok uit Middelburg,met 2 kornetten en 3 pelotons van elk zo'n 30 man, naar Noord-Beveland. Zelf was ik één van die kornetten en de tweede kornet was Almekinders uit de Nadorst in Middelburg die ik kende van de Rijks-HBS.

In zijn "briefing" aan de officieren had de majoor Potteboom gezegd dat hulp was gevraagd door Noord-Beveland waar plunderaars actief waren.
Het consigne was: "gericht schieten op plunderaars, na 3 sommaties".
Alle militairen kregen vuurwapens en scherpe munitie. Verder niets: geen ransel met voedsel, veldfles, geld of andere praktische dingen voor ongetwijfeld een langdurige taak in onbekend rampgebied.
Misschien had het beter gekund, maar in Middelburg was slechts een school voor administratie personeel en als zodanig niet te vergelijken met een op daadkracht en snelle improvisatie getraind paraat onderdeel van de krijgsmacht.
Wellicht ontbrak het aan rantsoenen en uitrusting voor zo'n expeditie?

Onze exacte route weet ik niet meer. Wel dat we bij aankomst met een veerpont in Kortgene onmiddellijk werden geconfronteerd met een man die luid schreeuwend een geweer eiste om op plunderaars te schieten.
De kapitein gaf hem een paar militairen mee en vestigde er zijn hoofdkwartier met 1 peloton. Hij dirigeerde Almekinders met zijn peloton naar Kats en mij naar Colijnsplaat.
Dat was het laatste contact, want o.a. het telefoonverkeer was geheel ontregeld.

Met mijn peloton liep ik in de ijzige wind en koude, de lange afstand over verlaten dijken, langs omwegen en een grauw ondergelopen niemandsland naar het mij volkomen onbekende Colijnsplaat.
Elk peloton was een allegaartje van "gestrande" militairen. Met o.a. koks, matrozen en schrijvers die geen lange marsen gewend waren en al snel uitgeput met blaren en bloed in de schoenen liepen.
De meeste hadden hun "kistjes" nog in hun kazerne en liepen in uitgaanstenue, het zgn. "eerste grijs " van de Landmacht. En wie geen overjas had meegenomen moest het verder zonder doen. Ook ik dus.
Halverwege onze bestemming liep ik met niet alleen aan de koppel mijn 9mm Browning FN dienstpistool, maar ook met aan elke schouder het zware Lee-Enfield geweer van de twee zwakste militairen.
Op een gelukkig moment kwam op de dijk een bestelwagen met open laadbak aanrijden. De vriendelijke man was bereid ons te helpen met transport. Onlangs, 2008, bleek dat het Piet de Buck, melkrijder en winkelier uit Kortgene was die reed met een groene Ford Thames. Hij reed de zwakkeren naar Colijnsplaat. Ook de adjudant-onderofficier de Bruin met als opdracht voor ons daar onderdak en eten te vinden.

Mijn suggestie was voor de mensen die ons hielpen een declaratie bij te houden die ik dan vóór vertrek zou aftekenen en voor hem dan later wellicht een compensatie van de overheid? Zoals later ook bij de kapper.

Later, bij onze aankomst, was er stro in de School met den Bijbel gelegen aan de Voorstraat. Inmiddels gesloopt, nu 3 huizen Voorstraat nr. 57, 57a en 57b.
We hadden daar: geen stroom, bevroren water, geen dekens en verwarming.
De adjudant was teleurgesteld omdat er geen medewerking was te verwachten van de wethouder Bom, van de gemeente Kortgene, voor drinkwater en waswater, voedsel en een paar praktische zaken zoals wassen, zeep en scheren. Gemeente Kortgene bestond sinds 1 april 1941 uit de dorpen: Kortgene, Kats en Colijnsplaat (red.).
Er was wel een café, schuin tegenover de school. Soms geopend, maar voor ons wel tegen contante betaling. Maar wie van ons had geld voor een warme hap, koffie, een neut of tabak, voor scheergerei, zeep,etc?
Gelukkig was al snel bij onze wapenbroeders in Kats ook voor ons gratis warm eten te halen. En "onze" chauffeur Piet de Buck, soms met zijn dochter Jo, toen 17 à 18 jaar werd een zeer gewaardeerde hulp voor het halen van de warme hap.
Bij de kapper Ko Schipper, die naast de school zat, werden we gratis geschoren.

Maar we hadden, vanaf aankomst, ook andere zaken nodig voor patrouilles op de zwaar beschadigde zeedijk. O.a. laarzen,kadaverhandschoenen, zakken,zaklantaarns, etc.
Mijn verzoeken daaromtrent aan de wethouder Bom bevestigden alleen dat men niets kon, of wilde geven. Zelfs niet één zaklantaarn.
Waren wij wel welkom? Er was toch om ons gevraagd, voor hun bescherming?
Na een korte verkenning 's avonds informeerde ik de wethouder dat we, zonder lantaarns, in het donker geen patrouilles zouden lopen op de gevaarlijke zeedijken vol diepe gaten en met overal ontelbare hoeveelheden stijf bevroren grote en kleine kadavers, meubilair en andere uit zee en Schouwen-Duiveland aangespoelde obstakels.

De volgende dag hoorde ik op straat dat " de meester ", op de zolder van de school met een radio naar berichten luisterde. Ik naar boven. Achter een krakende zend/ontvanger bij het raampje zat een man.
Tot mijn grote verbazing was deze meester Bram de Visser, in onze HBS-tijd nog wonende schuin tegenover mijn ouderlijk huis aan Noordweg 251 in Sint Laurens!
Ook hij was stomverbaasd mij onder deze bijzondere omstandigheden te zien in Colijnsplaat en ook als commandant van een groep militairen.
Wij hoorden druk radio- en berichtenverkeer: noodoproepen, coördinatie met hulpverleners, enz. Op mijn verzoek zocht hij naar militaire zenders.
Na uren kwam de bevestiging van een vliegbasis dat kon worden gedropt bij Colijnsplaat. "Waar is een geschikte plaats en wat is nodig ?".
Het lukte de meester die (lange)lijst, ondanks het drukke radioverkeer, te verzenden met onze mededeling dat het voetbalveld duidelijk zou worden gemarkeerd en afgezet voor de dropping. Wanneer?

Een of twee dagen later naderde op de afgesproken tijd, grommend en op slechts enkele meters hoogte vanuit richting Zierikzee, een groot militair transportvliegtuig. Voor ons! Spannend en ontroerend!

Het zal een Fairchild C-82 Packet, ook bekend als de `Flying Boxcar zijn geweest en vermoedelijk van de Belgische Luchtmacht die ook hulp verleende.

De piloot dropte precies op het voetbalveld, in enkele "runs" en van zeer geringe hoogte, aan kleine parachutes een aantal zakken en ook zware vaten met drinkwater.
"Houdt moed. Van de mariniers op Ypenburg", stond geschreven op de vaten. Destijds was Ypenburg een militaire vliegbasis.
Het verbaast mij nog steeds dat, behalve de doellat, verder niets en niemand werd geraakt.

Nu hadden wij drinkwater, voedsel in blik, rantsoenen, drinkwater, oploskoffie, chocolade, sigaretten, etc.
Iets delen met de bevolking van Colijnsplaat? Nee.
We hadden de dropping niet aangekondigd, want voor ons was het een "wij" en "zij" situatie geworden. Niets voor ons, dan ook niets voor jullie!
Om te voorkomen dat iets zou worden meegenomen door de bevolking hadden we een cordon, met de bajonet op het geweer, gelegd rond het voetbalveld.

Met de laarzen, handschoenen en lantaarns kon veiliger 24 uur worden gepatrouilleerd en overdag hielpen we op de dijk een plaatselijke boer die met zijn tractor de bevroren kadavers opstapelde. Later verbrand?
Patrouillelopen werd routine en gelukkig zonder ongelukken , aangespoelde lijken of schoten. Later was wel een verhaal dat elders in het Rampgebied een boer, rijdend op zijn tractor, het gegeven "halt "teken”, de opgeheven hand, abusievelijk begreep als groet en doorrijdend vriendelijk terugzwaaide naar de militair. Die na nog een sommatie aanlegde en de nog rijdende boer in zijn been schoot. Waar gebeurd verhaal?
Een Sikorsky helicopter van de Royal Air Force, die op de kade was geland en hier tijdelijk stond was toen nog iets heel bijzonder.
Voor de bevolking kwam warme kleding uit Noord Amerika. Canada?
Na 8 dagen in Colijnsplaat kwam onaangekondigd onze aflossing: een mobiele eenheid van de landmacht, compleet met o.a. een keukenwagen! Voor ons was het maar behelpen geweest.
Ik weet niet hoe en langs welke route wij die dag zijn teruggegaan naar Middelburg. Ongetwijfeld vies, na 10 dagen zonder verschoning te hebben gewerkt en geslapen in ons uniform.

Helaas zijn de contacten met wethouder Bom en de meeste inwoners van Colijnsplaat stroef geweest.
Waar was de burgemeester en de politie in die 8 dagen van ons verblijf?
Eerst veel later heb ik begrepen hoeveel de bevolking van Colijnsplaat toen te verwerken had: doden begraven, vermisten zoeken, angst, hoop en wanhoop. Onzekerheid, verdriet, schade, chaos, etc. etc.

Ik herinner mij een lange naderende begrafenisstoet met paarden op de dijk.
Volgens de heer de Fouw, Historie Noord-Beveland, waren er door "het wonder van Colijnsplaat " plaatselijk geen doden te betreuren. Wel werden toen tijdelijk de doden uit Kortgene begraven in Colijnsplaat omdat de begraafplaats daar was ondergelopen. In totaal vielen in Kortgene en Kats 41 slachtoffers.

Achteraf kan ik best begrijpen dat men zelf heel grote zorgen had en geen prioriteit voor ons.

Door die toevallige omstandigheid heb ik deel kunnen nemen aan hulpacties door militairen in Zeeland: Ritthem, Arnemuiden en Colijnsplaat

Dank aan:

Met postume dank aan vrachtrijder Piet de Buck en zijn dochter Jo, kapper Ko Schippers en de onbekende maaltijdkokers in Kats die ons toen belangeloos hebben geholpen.

Tevens veel dank aan de heer Gerard de Fouw, Historie gemeente Noord-Beveland voor de recente en geslaagde zoektocht naar de namen bij dit verhaal, de foto's uit zijn privé archief, en zijn zeer plezierige hulp bij het samenstellen van mijn verhaal.

Rotterdam, 31 oktober 2008.
Dienstplichtig kornet Willem D.Passenier
Geboren: 03.10.1930, Batavia.
(Foto Henning, Middelburg. 1952)

Auteur: Willem D.Passenier, Söderblomplaats 452, 3069 SM Rotterdam.
E-mail: W.Passenier@kpnplanet.nl

Watersnoodramp 1953, dropping Colijnsplaat

Foto Willem Passenier

Willem Passenier